maandag 26 maart 2007

Sylvain: "Mijn haar is luiheid en leuk"


Wauw, wat een suikerspinnenbos! Zit je me daar in het weliswaar trendy maar ingetogen Dauphine, niet ver van de Amstel. Is die uit de jaren zeventig komen rollenbollen? Of is hij uit een provocerende clip van Outkast weggelopen? In Dauphine is niet alleen het eten crème de la crème, maar wordt ook het personeel zorgvuldig geselecteerd: trendy, hot en updated. Dus doet het me goed dat iets herkenbaars - ook al heb ik al lang niet meer zoveel haar - de bestelling komt bezorgen. Brutaal grijpt mijn hand naar de camera.
“Hé, dat is een cool cameraatje”, klinkt het uitnodigend en wordt snel maar gewillig geposeerd.


Hoewel hij het druk heeft en rent van tafel tot tafel, ga ik toch maar even een praatje houden. “Ik werk hier omdat ik graag dingen doe ik die ik leuk vind”, vertelt Sylvain.
Wat stroomt er in zijn aderen? Zijn moeder is Surinaamse en zijn vader komt uit Frankrijk. Toen hij twintig was, is hij in Nederland komen wonen.
Ik heb anderhalf jaar in Suriname gewoond, toen ik een jaar of zes was. Ik ben een paar keer op vakantie geweest, maar dat is alweer een tijd geleden. Wat me vooral bijgebleven was, is die geur…”

Hij stopt met zijn verhaal en kijkt naar zijn floormanager.
“Sorry, ik moet even eten uit de keuken gaan halen.” Hoewel ik echt een sta in de weg ben, wil per se nog iets meer van hem weten. Hoe zit het met dat kapsel?
“Mijn haar is een combinatie van luiheid en van wat ik ook leuk vind. Meestal vlecht ik het, maar daar heb ik niet altijd de tijd voor.”
Wat weet hij nog Suriname? “Het was in de tijd dat mijn ouders van elkaar gingen scheiden, misschien is dat ook wel de reden waarom ik het van me heb afgezet.”


Was het is nou moeilijk om als 'zwarte jongen' een baantje bij deze yuppentent te krijgen? “Nee hoor. Ik woon hier in de buurt en leek me gewoon lekker makkelijk. Dus liep ik een keer langs. Sorry, je moet me anders maar eens mailen.”
Sylvain studeert media en communicatie aan de UvA. En wat een zelfvertrouwen om zo met je kroeze bol rond te lopen. Daar kunnen al die gladharige R&B-zangeressen nog een tipje aan zuigen. In één woord: cool!

Ireen: "O jé, wat als mijn fiets is gestolen?"


Wat een indrukwekkende zee aan fietsen bij het Amsterdamse Amstelstation. Een handige combinatie de trein en de fiets. Zo maak je veel tijdwinst. Maar ja, dan moet je wel onthouden waar je je fiets precies hebt gestald.
“Ik had vanmorgen een enorme haast, dus ik weet niet meer waar ik hem op slot heb gezet”, vertelt Ireen. Wat voor soort fiets was het dan? “Een zwarte opoemodel.” Nou, succes met het zoeken van een speld in de hooiberg!
Ireen loopt zeker twee rondjes. Behoedzaam. Maar ze weet toch wel op zijn minst of ze hem vooraan, in het midden of achterin heeft geplaatst. “Normaal heb ik een Albert Hein-zak op de zadel, maar ik heb er laatst boodschappen mee gedaan. O jé, wat moet ik nou doen als mijn fiets gestolen blijkt te zijn.” Wat dacht ze van het openbaar vervoer.


Ireen kijkt alsof haar de doodstraf wordt voorgehouden. Ze heeft alles van een gevierde Bollywood-diva. De looks, charme en stijl. Piekfijn gekleed. “Ik ben register-accountant”, laat ze zich uithoren, terwijl ze om de haverklap naar voren buigt om te kijken of ze het slot herkent.
Geduldig beantwoordt ze de vragen van de vreemdeling, en laat zich zonder argwaan fotograferen.
“Ik werk nu voor een half jaar op uitzendbasis voor een bank, waar ik projectleider ben van een subproject. Ik moet een geheel nieuw boekhoudsysteem opzetten. Ik ben wat je noemt een riskmanager.”


Ze pas een jaar geleden afgestudeerd als accountant. Wat wil ze bereiken? “Ik wil net zo lang doorgaan en zover komen als ik het leuk vind.”
Na drie vermeende identificaties, vindt Ireen dan eindelijk haar fiets. “Gelukkig daar is-die!” slaakt ze het uit. Het is inderdaad een van honderden zwarte opoefietsen. Opgelucht schiet haar tong eventjes naar buiten, alsof ze ternauwernood de doodstraf is ontlopen. En weg fietst onze riskmanager.

woensdag 21 maart 2007

Anne: "Ik ben maar een oma"


'Ik ben maar een oma. Ik donder door tot ik val", zegt Anne over haar computerkunde. We waren zojuist klant in dezelfde winkel aan de Ceintuurbaan, waar computerzaken elkaar gebroederlijk beconcurreren. Ik spreek mijn bewondering uit dat ze ondanks haar leeftijd de computertijdperk niet schuwt. Zo raken we op straat aan de praat. Het weer is lentezacht en zonnig. Anne vindt mijn cameraatje wel interessant. "Hoeveel foto's gaan nou op zo'n rolletje?" Er gaat een wereld voor haar open als ik de net gekochte geheugenkaart toon met een opslagcapaciteit van 999 foto's.

Als ik haar vertel dat ik na tien jaar weer terug ben en vind dat Amsterdam het best goed doet als stad, zegt ze: "Nou, de onschuld is toch wel weg in Nederland. Ik heb het dan niet over eeuwen terug, toen waren we even zwart - dus fout - als de rest van de wereld. Ik praat over de generatie van mijn moeder, rond 1900. Toen was iedereen in Nederland welkom. Ik ben toevallig hier geboren. Dus ik heb niets hoeven te doen voor mijn welvaart. Wie ben ik dan om iemand het recht te onthouden ook hier een stukje geluk te zoeken?
De mensen worden gewoon bang gemaakt. Ook door aardse machten. Denk maar aan de Bilderberggroep. Het zijn bankiers en koningshuizen die bepalen wie arm en wie rijk mogen zijn. Al zestig jaar werken ze aan een structuur waarbij één bovenuit torent."
Anne's generatie is "conservatief, afgeschermd en religieus" grootgebracht. Haar kinderen zijn uit de jaren zestig. Ze vindt het jammer dat ze nooit jaarboeken uit die tijd heeft bewaard. "Dan had je kunnen zien hoe die opvoeding en opvattingen doorspelen op de volgende generaties."
Anne gaat nog steeds onbevreesd door het leven. Als ik erop wijs dat haar tas openstaat, zegt ze: "Ach, wat kan mijn nou gebeuren. De auto staat vlakbij." En ik mag ook gerust een foto van haar maken. "Anne van Gurp", geeft zij vrijmoedig haar volledige naam op. Ook vertelt ze waar ik haar in het telefoonboek kan vinden.

Luuk: "We wilden een stabieler model"


Het is zondag. Ik ben op weg naar goede, oude vrienden Els en Peter. Eenmaal in de Lutmastraat, waan ik mij even beland in de jaren zeventig als ik dat rode mannetje, met muts op, zo ijverig dat oude model zie poetsen. Zo van achteren heeft hij veel weg van een poets-Turk. Nee; een Mokumse minimum-inkomer. Ik maak snel alvast foto's. Als ik nou maar geen uitbrander krijg.
"Is dat je liefhebberij, foto's maken", klinkt het zachtmoedig als ik in zijn vizier ben. Ik heb te maken met een vriendelijke jongeman van deze tijd - een cultuurbewaker. Luuk is zijn naam. Ik heb niet eens gevraagd hoe hij zijn naam spelt, dus schrijf ik het maar zo.

'Hé, is dat een 504?" vraag ik opgelaten als ik dichterbij sta en kijk naar de vorm van de motorkap. Nee, toch niet; een 304. Ik vertel Luuk dat ruim twintig jaar geleden mijn allereerste auto een tweedehandse Peugeot 504 was en dat ik met drie vrienden tijdens de zomervakantie helemaal ermee naar Algarve in Portugal was gereden. "Hij stond vaker stil, maar als-ie reed dan was het alsof je in een vliegtuig zoefde; zo luxe zaten we."
Wat een gaaf model is dat ding van Luuk. "Ja, we hadden eerst een Diana, maar we wilden een grotere en stabielere wagen", vertelt hij liefdevol over hun 'nieuwe' aanwinst, alsof het om het allernieuwste model gaat. "We hebben het hele land afgezocht en de vorige eigenaar had deze al jaren in zijn schuurtje staan", veklaart hij de nog gave lak van zijn oldtimer.

En dat betekent ook vrijstelling van wegenbelasting. "Inderdaad", beaamt Luuk van de Lutmastraat triomfantelijk en slim.
In Suriname zou dat geen overweging zijn, want daar betaalt niemand wegenbelasting.