woensdag 1 augustus 2007

Michel: "Ik blijf niet in Amsterdam hangen"


KONINGSPLEIN - Het wordt een dag om in te lijsten, was door de weerman beloofd. In Amsterdam is het mooi zonnig en zwoel. Nabij het Koningsplein dwarrelen zoete noten van een saxofoon. In de koffer van de saxofonist zie ik geen enkele munt. Wel een karton waarop beleefd ‘Dank u wel’ staat. Zijn instrument als blinkend goud. Ik stap de Albert Hein binnen om aardbeien te scoren. Ik krijg een 2 euro-munt als wisselgeld terug. Dat is wel erg veel voor een straatmuzikant. Ik ga er even bij zitten bij de tramhalte en doe mij te goed aan de honingzoete zomerkoninkjes. Uiteindelijk verzoet, gooi ik toch 2 euro in de bak.

“Thank you, you saved me”, zegt de saxofonist met een onmiskenbaar Frans accent. Hij heet Michel en vertelt dat waar hij ook komt, de mensen hun stad altijd “de beste” vinden. “Weet je welke stad de mooiste en beste is?” vraagt hij mij quizerig. Ik noem natuurlijk Parijs, Londen en Rome als voor de hand liggende toppers. “Nee”, schudt Michel steeds. “Berlijn! De architectuur is er oogverblindend en de mensen zijn niet racistisch.”
Het is lang geleden dat ik in Berlijn was, kort voor de val van de muur. En inderdaad voelde Berlijn heel aangenaam aan. Bijna on-Duits, zou ik willen zeggen als je uitgaat van het aufmachen!-imago dat Duitsers in Nederland genieten.

“Amsterdam moet oppassen met die Roemeense muzikanten. Over een jaar vier, let op, krijg je nog veel meer van die lui”, waarschuwt Michel dan ineens toch wel raar voor iemand die racisme niet op prijs stelt. “De mensen houden er gewoon niet van als muzikanten geld komen vragen”, zegt hij over de opdringerige Roemeense straatconcurrentie. “In alle steden moet je voor een commissie een soort auditie doen om een vergunning te krijgen. Alleen in Amsterdam niet. Ik blijf het toerismeseizoen in Amsterdam niet uitzitten.”

Maar die Hollanders geven je kennelijk toch niets uit zichzelf, wijs ik naar zijn lege koffer. Dus geef die Roemenen maar ongelijk. Michel lacht hartelijk en legt een kalkwitte bovengebitbeschermer bloot. “Maar jij hebt mij toch wat gegeven”, klinkt het gevat en complimenteus tegelijk. “Maar je móet zeker naar Berlijn gaan!” luidt zijn advies, voordat hij verkast naar de kop van de tramhalte, tegenover boekhandel Scheltema. “Ik ga wat Beatles spelen”, zegt hij. En over zijn mondstuk: “Als het een metalen was, dan zou ik de sterren van de hemel spelen.”